Liminaliteit
Ik droomde dat ik mijn huis niet meer kon vinden. Of sterker: ik wist niet meer waar ik woonde. Ik hoopte in mijn handtas een envelop of brief te vinden; iets waarop ik mijn adres kon lezen. Helaas zwierven er slechts wat pennen en een verloren snoeppapiertje rond op de bodem. Met lichte paniek in mijn lijf werd ik die ochtend wakker.
Mijn brein vond de droom zeer passend: ik heb bij mijn huidige baan aangegeven dat ik wil stoppen, maar het is nog niet rond. Van binnen heb ik al afscheid genomen en wil ik aan de slag met het nieuwe, met mijn wilde plan. Tegelijkertijd wil ik met aandacht afscheid nemen, niet wegvluchten in het nieuwe en het oude zomaar achter me laten. Recht doen aan wat deze plek me heeft gebracht, mijn collega’s laten weten wat ze voor me hebben betekend. Mijn aandacht gaat echter uit naar het nieuwe: de wereld van de uitvaart, de regelgeving en de verhalen die ik vind in boeken en tijdschriften. Ik wil naar een kerkhof, rondlopen en kijken met andere ogen, naar een katholieke kerk om een kaarsje aan te steken, op zoek naar een boek over rituelen.
De slinger zwaait van links naar rechts en weer terug…
Dit hoort erbij, deze periode van liminaliteit: de overgangsfase tussen oud en nieuw. Ik sta op de drempel, kijk nog terug maar wil ook zien waar ik mijn voeten neer kan zetten om door te gaan. Dit is natuurlijk ook onderdeel van afscheid nemen - die tussenfase. Hoe besteed je die nu op een goede manier? Ìs er wel een goede manier om dat te doen? Of rommelt iedereen maar wat aan?
Dat laatste is wat ik nu doe, geloof ik: een beetje hangen in huis; meeluisteren tijdens de teamoverleggen op het werk zonder echt iets te vinden of te hoeven; wat rondstruinen op het web op zoek naar lotgenoten. En nu dan maar mijn gedachten aan mijn blog toevertrouwen - in de hoop dat anderen er iets aan hebben, of herkennen.
En mocht iemand weten hoe je dit ‘goed’ doet: ik hoor het graag! Tot die tijd modder ik aan.